Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Alligator
01
alligator, krokodil
a large animal living in both water and on land which has strong jaws, a long tail, and sharp teeth
Voorbeelden
The alligator basked in the sun on the riverbank, its formidable jaws slightly ajar.
De alligator zonk op de rivieroever, zijn formidabele kaken lichtjes geopend.
Visitors to the swamp often catch glimpses of alligators lurking just beneath the water's surface.
Bezoekers van het moeras zien vaak alligators die net onder het wateroppervlak loeren.
02
alligatorleer, alligatorhuid
leather made from alligator's hide
to alligator
01
barsten zoals alligatorhuid, het uiterlijk van alligatorhuid krijgen
crack and acquire the appearance of alligator hide, as from weathering or improper application; of paint and varnishes
