Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to deduct
01
aftrekken, in mindering brengen
to subtract or take away an amount or part from a total
Transitive: to deduct a number or amount | to deduct a number or amount from another
Voorbeelden
The teacher instructed the students to deduct points for incorrect answers on the quiz.
De leraar instrueerde de leerlingen om punten af te trekken voor foute antwoorden op de quiz.
The employer will deduct taxes and other withholdings from the employee's paycheck.
De werkgever zal belastingen en andere inhoudingen van het loon van de werknemer aftrekken.
02
afleiden, concluderen
to reach a conclusion by using logic and evidence
Transitive: to deduct sth | to deduct that
Voorbeelden
They deducted that the machine was faulty based on its inconsistent performance.
Ze leidden af dat de machine defect was op basis van zijn inconsistente prestaties.
The scientist deducted the cause of the reaction through careful observation.
De wetenschapper leidde de oorzaak van de reactie af door zorgvuldige observatie.
Lexicale Boom
deductible
deduction
deductive
deduct
deduce



























