Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
air conditioning
/ˈer kəndˈɪʃənɪŋ/
/ˈeə kəndˈɪʃənɪŋ/
Air conditioning
01
airconditioning, klimaatbeheersing
a system that controls the temperature and humidity in a house, car, etc.
Voorbeelden
The A / C kept the house cool during the scorching summer heat.
De airconditioning hield het huis koel tijdens de verzengende zomerhitte.
They had to call a technician to fix the broken air conditioning unit.
Ze moesten een technicus bellen om de kapotte airconditioning-unit te repareren.



























