Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to cope
01
omgaan met, beheren
to handle a difficult situation and deal with it successfully
Intransitive: to cope with a difficult situation
Voorbeelden
She copes with work pressure by prioritizing tasks and maintaining a positive mindset.
Ze gaat om met werkdruk door taken te prioriteren en een positieve mindset te behouden.
Individuals coping with loss may seek support from friends and family for emotional well-being.
Individuen die met verlies omgaan, kunnen steun zoeken bij vrienden en familie voor emotioneel welzijn.
01
koorkap, pluviale
a long, ceremonial cloak, often worn by clergy during religious services
Voorbeelden
The priest wore a richly decorated cope during the ceremony.
De priester droeg een rijk versierde kapa tijdens de ceremonie.
A blue velvet cope adorned with gold trim covered the bishop's shoulders.
Een blauwe fluwelen koorkap versierd met gouden biezen bedekte de schouders van de bisschop.
02
een afdeksteen, een kroonsteen
a brick laid on its side, typically used at the top of a wall to provide a finished edge or protective cap
Voorbeelden
The mason carefully placed the cope along the top of the garden wall.
De metselaar plaatste zorgvuldig de afdeksteen langs de bovenkant van de tuinmuur.
Each cope was aligned to ensure a smooth finish.
Elke cope werd uitgelijnd om een gladde afwerking te garanderen.
03
excuus, rechtvaardiging
excuses or rationalizations someone makes to avoid facing reality, often used dismissively
Voorbeelden
He's full of cope after losing the game.
Hij zit vol met smoesjes na het verliezen van het spel.
Do n't give me that cope; I know what really happened.
Geef me die smoesjes niet; ik weet wat er echt gebeurd is.
Lexicale Boom
coping
cope



























