Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Complexion
01
teint, huidskleur
the natural color and appearance of someone's skin, especially the face
Voorbeelden
Her fair complexion was complemented by her rosy cheeks.
Haar lichte teint werd gecomplementeerd door haar roze wangen.
He had a flawless complexion, with smooth and clear skin.
Hij had een vlekkeloze teint, met een gladde en heldere huid.
02
temperament, constitutie
a combination of elemental qualities once thought to determine health and temperament
Voorbeelden
Medieval physicians believed diet could alter one 's complexion.
Middeleeuwse artsen geloofden dat voeding iemands teint kon veranderen.
His choleric complexion was linked to excess yellow bile.
Zijn cholerische gesteldheid was verbonden met een teveel aan gele gal.
03
teint, huidtextuur
texture and appearance of the skin of the face
04
aspect, karakter
a general attitude, character, or point of view
Voorbeelden
The debate took on a new complexion after the announcement.
Het debat kreeg een nieuwe wending na de aankondiging.
His political complexion shifted over the years.
Zijn politieke gezindheid is in de loop der jaren veranderd.
05
een samenstelling, een combinatie
a combination formed by joining or interlinking elements
Voorbeelden
The alliance was a complexion of diverse interests.
De alliantie was een combinatie van uiteenlopende belangen.
The fabric 's pattern was a complexion of colors.
Het patroon van de stof was een complex van kleuren.
to complexion
01
kleuren, tinten
to give a particular color, tone, or tint to something
Transitive: to complexion sth
Voorbeelden
The sunset complexioned the clouds with shades of gold.
Teint kleurde de wolken met goudtinten.
Her cheeks were complexioned by the cold wind.
Haar wangen werden gecomplexioneerd door de koude wind.
Lexicale Boom
complexion
complex



























