Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
whom
01
wie, aan wie
used to ask questions about objects or indirect objects in sentences
Voorbeelden
Whom did you invite to the party?
Wie heb je uitgenodigd voor het feest?
Whom did she choose as her partner?
Wie heeft ze als partner gekozen ?
02
wie, dewelke
used to refer to people in formal English, particularly when they are the object of a verb or preposition
Voorbeelden
He is the lawyer whom I consulted for legal advice.
Hij is de advocaat die ik heb geraadpleegd voor juridisch advies.
She is the friend with whom I traveled to Europe last summer.
Zij is de vriendin met wie ik vorige zomer naar Europa reisde.
03
wie, degene die
used to represent the person who receives the action of the verb in the relative clause as the subject or object of verb or preposition
Voorbeelden
This is whom you were looking for.
Dit is degene naar wie je op zoek was.
Whom I met yesterday is a very important man.
Degene die ik gisteren ontmoette, is een zeer belangrijk man.
