Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
his
01
zijn, zijn
(third-person singular possessive determiner) of or belonging to a man or boy who has already been mentioned or is easy to identify
Voorbeelden
John wore his favorite hat to the party.
John droeg zijn favoriete hoed naar het feest.
The teacher praised Peter for his excellent presentation.
De leraar prees Peter voor zijn uitstekende presentatie.
01
zijn, de zijne
used to show that something belongs to or is associated with a male person or thing
Voorbeelden
That book is his.
Dat boek is van hem.
The car parked over there is his.
De auto die daar geparkeerd staat, is van hem.
