Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to work up
[phrase form: work]
01
werken aan, ontwikkelen
to gradually but consistently strive to achieve something or make something happen
Voorbeelden
The team is steadily working up enthusiasm for the event.
Het team werkt gestaag aan het opwekken van enthousiasme voor het evenement.
Work up your stamina for the marathon.
Werk aan je uithoudingsvermogen voor de marathon.
02
opwinden, emotioneel maken
to cause someone to feel upset or emotional
Voorbeelden
Try not to work yourself up about the challenge; you have the skills to overcome it.
Probeer je niet op te winden over de uitdaging; je hebt de vaardigheden om het te overwinnen.
The sudden loss worked up a wave of grief in the community.
Het plotselinge verlies veroorzaakte een golf van verdriet in de gemeenschap.
03
verbeteren, verfijnen
to improve a skill, idea, or project by putting effort
Voorbeelden
The students are working up their presentation skills for the upcoming event.
De studenten werken aan hun presentatievaardigheden voor het aanstaande evenement.
Taking on new responsibilities can work up leadership skills.
Het op je nemen van nieuwe verantwoordelijkheden kan leiderschapsvaardigheden ontwikkelen.
04
uitwerken, ontwikkelen
to produce new ideas or plans
Voorbeelden
Let 's work up a strategy for the product launch.
Laten we een strategie opstellen voor de productlancering.
She worked up a plan for the community outreach program.
Ze werkte een plan uit voor het gemeenschapsbereikprogramma.
05
versterken, stimuleren
to actively strengthen something
Voorbeelden
The success story worked up inspiration among the students.
Het succesverhaal versterkte de inspiratie onder de studenten.
The competition worked up a spirit of friendly rivalry.
De wedstrijd wakkerde een geest van vriendschappelijke rivaliteit aan.



























