Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
wie
used in questions to ask about the name or identity of one person or several people
Voorbeelden
Who are those people sitting at the back?
Wie zijn die mensen die achterin zitten ?
Who is going to pick up the kids from school?
Wie haalt de kinderen van school op?
02
wie, degene die
used to refer to people or animals with names
Voorbeelden
The person who is standing over there is my brother.
De persoon die daar staat is mijn broer.
I met a woman yesterday who knows how to play the piano.
Ik heb gisteren een vrouw ontmoet die piano kan spelen.
03
wie, degene die
used to represent a person as the subject or object of verb or preposition in a sentence
Voorbeelden
I know who did it.
Ik weet wie het gedaan heeft.
They will announce who gets the promotion.
Zij zullen aankondigen wie de promotie krijgt.
