
Zoeken
unwillingly
01
onwillig, tegenstribbelend
with a lack of desire or a sense of resistance
Example
She unwillingly accepted the additional workload, feeling overwhelmed by the demands.
Zij accepteerde de extra werklast onwillig, tegenstribbelend, en voelde zich overweldigd door de eisen.
He unwillingly attended the family gathering, as he preferred solitude that day.
Hij bezocht de familiereünie onwillig, tegenstribbelend, aangezien hij die dag de voorkeur gaf aan eenzaamheid.
word family
will
Verb
willing
Adjective
willingly
Adverb
unwillingly
Adverb