Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
united
01
verenigd, eensgezind
(of groups or people) acting together and in agreement
Voorbeelden
The team remained united in their pursuit of the championship, supporting each other through every game.
Het team bleef verenigd in hun streven naar het kampioenschap, elkaar steunend in elke wedstrijd.
The country was united in its celebration of independence, with people from all walks of life joining together in festivities.
Het land was verenigd in zijn viering van onafhankelijkheid, met mensen uit alle lagen van de bevolking die samenkwamen in feestelijkheden.
02
verenigd, verbonden
of or relating to two people who are married to each other
Lexicale Boom
disunited
unitedly
united
unite



























