Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
toren, klokkentoren
a tall and often narrow building that stands alone or is part of a castle, church, or other larger buildings
Voorbeelden
The Eiffel Tower is one of the most famous landmarks in the world.
De Eiffeltoren is een van de meest beroemde bezienswaardigheden ter wereld.
A tall tower stood at the center of the medieval castle.
Een hoge toren stond in het midden van het middeleeuwse kasteel.
02
toren, zuil
anything that approximates the shape of a column or tower
03
sleepboot, duwboot
a powerful small boat designed to pull or push larger ships
04
toren, antenne
a tall structure, usually made of metal, used to transmit television or radio signals
to tower
01
opstijgen, omhooggaan
(of birds) to rise or ascend to an elevated position
Intransitive: to tower somewhere
Voorbeelden
The falcon used its powerful wings to tower in the sky.
De valk gebruikte zijn krachtige vleugels om zich in de lucht te verheffen.
Before making its dive, the hawk would often tower high above the fields, searching for small mammals.
Voordat hij dook, steeg de havik vaak hoog boven de velden, op zoek naar kleine zoogdieren.
02
uitsteken, domineren
to elevate prominently above the surrounding environment
Intransitive: to tower somewhere
Voorbeelden
The majestic mountain range towers over the valley, creating a breathtaking view.
De majestueuze bergketen torent uit boven de vallei, wat een adembenemend uitzicht creëert.
The skyscraper towers above the city, dominating the skyline with its impressive height.
De wolkenkrabber torent boven de stad uit en domineert de skyline met zijn indrukwekkende hoogte.
