
Zoeken
sheepish
01
beschaamd, een beetje verlegen
feeling slightly embarrassed or ashamed, often due to having done something silly or foolish
Example
The boy looked sheepish as he admitted to breaking the vase.
De jongen keek beschaamd, een beetje verlegen terwijl hij toegaf de vaas te hebben gebroken.
The politician gave a sheepish apology for his gaffe.
De politicus gaf een beschaamde, een beetje verlegen excuses voor zijn vergissing.
02
beschaamd, schuw
showing a lack of confidence or courage in an awkward way
Example
His sheepish demeanor in front of the crowd showed how nervous he was about public speaking.
Zijn beschaamde houding voor de menigte toonde aan hoe nerveus hij was over het spreken in het openbaar.
He felt sheepish asking for help on something he should have known how to do.
Hij voelde zich beschaamd om hulp te vragen voor iets wat hij zelf had moeten weten hoe te doen.
word family
sheep
Noun
sheepish
Adjective
sheepishly
Adverb
sheepishly
Adverb
sheepishness
Noun
sheepishness
Noun