Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to set on
[phrase form: set]
01
aanvallen, overvallen
to attack someone aggressively, either physically or verbally
Transitive: to set on sb
Voorbeelden
The bullies set on the young student after school, causing him great distress.
De pestkoppen vielen de jonge student na school aan, wat hem grote ellende bezorgde.
The angry protesters set on the politician, shouting insults and accusations.
De boze demonstranten vielen de politicus aan, terwijl ze beledigingen en beschuldigingen schreeuwden.
02
opjutten, loslaten
to command an animal to attack another individual or entity
Ditransitive: to set on an animal sb/sth
Voorbeelden
He set his guard dog on the trespasser, who quickly retreated.
Hij zette zijn waakhond op de indringer, die zich snel terugtrok.
The shepherd set his loyal dog on the intruding wolves to protect the flock of sheep.
De herder zette zijn trouwe hond op de binnendringende wolven om de kudde schapen te beschermen.



























