Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Scooter
01
scooter, brommer
a light motor vehicle with a floorboard on which the rider puts their legs, and with wheels of usually small size
Voorbeelden
He enjoys riding his scooter around the neighborhood to run errands and meet friends.
Hij geniet ervan om op zijn scooter door de buurt te rijden om boodschappen te doen en vrienden te ontmoeten.
The scooter has become a popular mode of transportation for short distances in urban areas.
De scooter is een populair vervoermiddel geworden voor korte afstanden in stedelijke gebieden.
02
scotereend, grote zwarte duikeend
large black diving duck of northern parts of the northern hemisphere
03
step, scooter
a child's two-wheeled vehicle with a footboard, steered by handlebars and propelled by pushing one foot against the ground
Voorbeelden
She rode her scooter around the park with ease.
Ze reed met gemak op haar step door het park.
The child balanced carefully on the scooter while gliding forward.
Het kind balanceerde voorzichtig op de step terwijl het naar voren gleed.
04
ijsscooter, ijszeilboot
a sailing vessel with runners and a cross-shaped frame; suitable for traveling over ice
05
scooter, motorboot die lijkt op een motor scooter
a motorboat resembling a motor scooter
Lexicale Boom
scooter
scoot
