Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to rush off
[phrase form: rush]
01
haastig vertrekken, snel weggaan
to leave quickly or abruptly, often because of an urgent or unexpected situation
Voorbeelden
She had to rush off to catch her flight, leaving the party early.
Ze moest haasten om haar vlucht te halen, waardoor ze het feest vroeg verliet.
I 'll have to rush off if I want to make it to the meeting on time.
Ik moet haastig vertrekken als ik op tijd bij de vergadering wil zijn.
02
iemand snel wegsturen, iemand haasten om te vertrekken
to force someone to depart quickly
Voorbeelden
An emergency at work rushed him off from the family gathering.
Een noodgeval op het werk deed hem haastig vertrekken van de familiebijeenkomst.
The sudden phone call rushed her off to deal with a crisis at the office.
Het plotselinge telefoontje deed haar snel vertrekken om een crisis op kantoor aan te pakken.
03
haastig voorbereiden, snel in elkaar zetten
to prepare something quickly and urgently
Voorbeelden
The tailor rushed off a custom suit for the urgent order.
De kleermaker haastte zich om een op maat gemaakte pak voor de dringende bestelling te maken.
The artist rushed off a quick sketch for the art exhibition.
De kunstenaar haastte zich om een snelle schets te maken voor de kunsttentoonstelling.



























