Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Roommate
01
huisgenoot, kamergenoot
a person sharing a room, apartment, or house with one or more people
Dialect
American
Voorbeelden
She met her roommate on the first day of college and they quickly became friends.
Ze ontmoette haar kamergenoot op de eerste dag van de universiteit en ze werden snel vrienden.
Living with a roommate can help reduce the cost of rent.
Samenwonen met een huisgenoot kan helpen de huurkosten te verlagen.
02
levenspartner, woonpartner
a same-sex significant other with whom one lives
Voorbeelden
That roommate cooked breakfast for both of them every morning.
Huisgenoot kookte elke ochtend ontbijt voor hen beiden.
Everyone joked about her new roommate being extra affectionate.
Iedereen grapte over dat haar nieuwe huisgenoot bijzonder aanhankelijk was.



























