Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
portemonnee, handtas
a small bag that is used, particularly by women, to carry personal items
Dialect
American
Voorbeelden
He found a purse on the street and returned it to its owner.
Hij vond een handtas op straat en gaf hem terug aan de eigenaar.
MY wife opened her purse and pulled out a pen to write a note.
MIJN vrouw opende haar handtas en haalde een pen tevoorschijn om een briefje te schrijven.
02
portemonnee, handtasje
a small bag used, particularly by women, for carrying money
Dialect
British
03
portemonnee, beurs
a sum of money spoken of as the contents of a money purse
04
prijzengeld, beurs
the amount of prize money or earnings awarded to winners or participants in a competition
Voorbeelden
The winner of the golf tournament took home a large purse.
De winnaar van het golftoernooi nam een grote prijzenpot mee naar huis.
She earned a significant purse for finishing first in the marathon.
Ze verdiende een aanzienlijke prijzenpot door als eerste te finishen in de marathon.
to purse
01
de lippen tuiten, de lippen samenknijpen
to pucker or tighten one's lips together to express disapproval or concentration
Transitive: to purse lips or mouth
Voorbeelden
She pursed her lips at the rude comment.
Ze trok haar lippen samen bij de onbeleefde opmerking.
He pursed his mouth in concentration as he worked.
Hij trok zijn mond samen in concentratie terwijl hij werkte.
02
fronsen, rimpelen
to draw together or contract into small folds or wrinkles
Intransitive
Transitive: to purse sth
Voorbeelden
The fabric was pursed at the edges for decoration.
De stof was aan de randen gerimpeld voor decoratie.
His brow pursed in confusion.
Fronsen van verwarring.



























