Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
01
broek, pantalon
an item of clothing that covers the lower half of our body, from our waist to our ankles, and covers each leg separately
Dialect
American
Voorbeelden
He is going to wear black pants and a white shirt for his job interview.
Hij gaat een zwarte broek en een wit shirt dragen voor zijn sollicitatiegesprek.
He rolled up the cuffs of his pants for a more casual look.
Hij rolde de manchetten van zijn broek op voor een meer casual look.
02
onderbroek, slip
underwear worn by men and women to cover the lower part of their bodies
Dialect
British
Voorbeelden
He bought a new set of pants for more comfort.
Hij kocht een nieuwe broek voor meer comfort.
She folded her clean pants and put them in the drawer.
Ze vouwde haar schone broek op en legde deze in de la.
01
onzinnig, van slechte kwaliteit
nonsensical or of poor quality
Dialect
British
Lexicale Boom
underpants
pants



























