Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to nourish
01
voeden, voedsel geven
to give someone or something food and other things which are needed in order to grow, live, and maintain health
Transitive: to nourish sb/sth
Voorbeelden
Farmers work hard to nourish their crops with the right balance of water and nutrients.
Boeren werken hard om hun gewassen te voeden met de juiste balans van water en voedingsstoffen.
She believed in using organic products to nourish her skin and maintain its youthful appearance.
Ze geloofde in het gebruik van biologische producten om haar huid te voeden en haar jeugdige uiterlijk te behouden.
02
voeden, aanmoedigen
to actively encourage a specific emotion, idea, or belief to keep them strong and growing
Transitive: to nourish an emotion or belief
Voorbeelden
The coach worked hard to nourish the team's confidence before the big game.
De coach werkte hard om het vertrouwen van het team te voeden voor de grote wedstrijd.
His supportive words nourished her belief in her abilities.
Zijn ondersteunende woorden voedden haar geloof in haar capaciteiten.
Lexicale Boom
nourished
nourishing
nourishment
nourish



























