Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to mail
01
verzenden, opsturen
to send a letter or package by post
Ditransitive: to mail sb a letter or package | to mail a letter or package to sb/sth
Voorbeelden
He mailed his application to the university yesterday.
Hij heeft gisteren zijn aanvraag naar de universiteit gestuurd.
I need to mail this package to my friend.
Ik moet dit pakket naar mijn vriend sturen.
02
verzenden, mailen
to send someone a message online using an email service
Ditransitive: to mail sb an online message
Transitive: to mail sb with a message
Voorbeelden
I will mail you the report as soon as I finish compiling the data.
Ik zal je het rapport mailen zodra ik klaar ben met het compileren van de gegevens.
I 'll mail you the link to the shared document so you can review it before our meeting.
Ik zal je de link naar het gedeelde document mailen zodat je het kunt bekijken voor onze vergadering.
01
post, postdienst
the system used for sending and delivering letters, packages, etc.
Dialect
American
American
Voorbeelden
My sister works for the local mail service.
Mijn zus werkt voor de lokale postdienst.
The company uses a private mail service for their packages.
Het bedrijf gebruikt een privé-postdienst voor hun pakketten.
02
maliënkolder, harnas
a type of armor made of interlocking metal rings or plates, traditionally worn to protect the body from weapons
03
post, mail
letters and packages sent and delivered by post
Voorbeelden
Every day, he checks the mailbox for his mail.
Elke dag controleert hij de brievenbus op zijn post.
I need to go to the post office to pick up my mail.
Ik moet naar het postkantoor om mijn post op te halen.
04
e-mail, elektronische post
messages exchanged electronically on an email service
05
post
the bags of letters and packages that are transported by the postal service
06
post, brief
a conveyance that transports the letters and packages that are conveyed by the postal system
Lexicale Boom
mailed
mailer
mailing
mail
