Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Magnolia
01
magnolia, magnoliaboom
a shrub or tree with purple, white, or pink flowers that are large in size and are also pleasant-smelling
Voorbeelden
The magnolia tree in the park was a favorite spot for picnics, its large, fragrant white flowers attracting visitors throughout the spring.
De magnoliaboom in het park was een favoriete plek voor picknicks, zijn grote, geurige witte bloemen trokken in de lente bezoekers aan.
She admired the magnolia blooms in her neighbor's garden, their delicate pink petals standing out against the backdrop of green leaves.
Ze bewonderde de magnolia bloesems in de tuin van haar buurman, hun delicate roze bloemblaadjes staken af tegen de achtergrond van groene bladeren.
magnolia
01
magnolia, licht crèmekleurig
describing a soft, pale shade of creamy white or pink, inspired by the color of magnolia flowers
Voorbeelden
She chose a magnolia blouse for its understated and versatile charm.
Ze koos een magnolia blouse vanwege de ingetogen en veelzijdige charme.
The magnolia curtains added a touch of sophistication to the living room decor.
De magnolia gordijnen voegden een vleugje verfijning toe aan de woonkamerdecoratie.



























