Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Voorbeelden
He got a sunburn on his arm after spending the day at the beach.
Hij kreeg zonnebrand op zijn arm na een dag op het strand te hebben doorgebracht.
He rolled up his sleeve to reveal a tattoo on his arm.
Hij rolde zijn mouw op om een tatoeage op zijn arm te onthullen.
1.1
mouw, arm
the section of a piece of clothing that covers the wearer's arm
Voorbeelden
She mended the torn arm of her sweater.
Ze heeft de gescheurde mouw van haar trui gerepareerd.
He rolled up the arms of his shirt before working.
Hij rolde de mouwen van zijn shirt op voordat hij ging werken.
1.2
arm, hendel
a projecting structure or extension that resembles a limb in shape or function, often used for support, movement, or connection
Voorbeelden
The arm of the record player holds the needle in place.
De arm van de platenspeler houdt de naald op zijn plaats.
The arm of the sea extends deep into the mainland.
De arm van de zee strekt zich diep uit in het vasteland.
02
wapen, bewapening
a weapon or tool used for fighting or hunting
Voorbeelden
The soldiers carried heavy arms into battle.
De soldaten droegen zware wapens ten strijde.
Firearms are strictly regulated by law.
Vuurwapens zijn strikt gereguleerd door de wet.
03
armleuning, stoelleuning
the side support of a chair or sofa designed to hold the sitter's arm
Voorbeelden
She rested her elbow on the arm of the chair.
Ze leunde haar elleboog op de armleuning van de stoel.
The sofa's arms were padded for comfort.
De armleuningen van de bank waren gepolsterd voor comfort.
04
tak, afdeling
a branch, department, or subdivision of a larger, more complex organization, often responsible for a specific function
Voorbeelden
The military has an intelligence arm and a logistics arm.
Het leger heeft een tak voor inlichtingen en een tak voor logistiek.
The research arm of the university focuses on renewable energy.
De tak onderzoek van de universiteit richt zich op hernieuwbare energie.
to arm
01
bewapenen
to provide individuals or groups with weapons, ensuring they have the necessary equipment for defense or offense
Transitive: to arm sb
Voorbeelden
The government decided to arm the military with advanced weaponry for national defense.
De regering besloot het leger met geavanceerde bewapening te bewapenen voor de nationale verdediging.
The rebels sought external support to arm their forces against the oppressive regime.
De rebellen zochten externe steun om hun troepen te bewapenen tegen het onderdrukkende regime.
02
bewapenen, zich voorbereiden op de strijd
to get ready for a challenge or to prepare to fight
Intransitive
Voorbeelden
The soldiers armed in preparation for the battle.
De soldaten bewapenden zich in voorbereiding op de strijd.
As the situation worsened, they armed for resistance.
Toen de situatie verslechterde, bewapenden ze zich voor verzet.
Lexicale Boom
armless
armlet
armlike
arm



























