Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to immunize
01
immuniseren, vaccineren
to protect an animal or a person from a disease by vaccination
Transitive: to immunize a person or animal | to immunize a person or animal against a disease
Voorbeelden
Parents are encouraged to immunize their infants against common childhood diseases through scheduled vaccinations.
Ouders worden aangemoedigd om hun baby's te immuniseren tegen veelvoorkomende kinderziekten door middel van geplande vaccinaties.
Travelers are often advised to visit a clinic to immunize themselves against specific diseases prevalent in their destination.
Reizigers wordt vaak geadviseerd om een kliniek te bezoeken om zich te immuniseren tegen specifieke ziekten die op hun bestemming voorkomen.
02
immuniseren, immuniteit verlenen
to grant immunity from legal prosecution, often as part of a deal or in exchange for cooperation
Transitive: to immunize sb
Voorbeelden
As part of the plea agreement, the defendant was immunized from any charges related to the case.
Als onderdeel van de pleidooiovereenkomst werd de verdachte geïmmuniseerd tegen alle aanklachten in verband met de zaak.
The government immunized several key witnesses in the investigation.
De regering heeft verschillende belangrijke getuigen in het onderzoek geïmmuniseerd.
Lexicale Boom
immunized
immunize
immune



























