Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to get along
[phrase form: get]
01
overweg kunnen, goed kunnen opschieten
to have a friendly or good relationship with someone or something
Intransitive: to get along | to get along with sb
Voorbeelden
Despite their differences, they manage to get along and work as a team.
Ondanks hun verschillen slagen ze erin goed met elkaar om te gaan en als team te werken.
In a multicultural society, it's important to learn how to get along with people from diverse backgrounds.
In een multiculturele samenleving is het belangrijk om te leren hoe je goed kunt opschieten met mensen uit verschillende achtergronden.
02
toekomen, het hoofd bieden
to manage or cope with a particular situation or condition
Intransitive
Voorbeelden
During the economic downturn, many businesses struggled to get along and had to make tough decisions.
Tijdens de economische neergang hadden veel bedrijven moeite om het hoofd boven water te houden en moesten ze moeilijke beslissingen nemen.
Despite the limited resources, they managed to get along during the drought and grow their crops.
Ondanks de beperkte middelen slaagden ze erin om toe te komen tijdens de droogte en hun gewassen te verbouwen.
03
vooruitkomen, vorderen
to make progress or advance
Intransitive: to get along | to get along with a task or activity
Voorbeelden
We need to get along with our work to meet the deadline.
We moeten vooruitkomen met ons werk om de deadline te halen.
Despite the obstacles, the construction project is getting along as scheduled.
Ondanks de obstakels vordert het bouwproject volgens schema.
04
vertrekken, op weg gaan
to leave or move away from a particular place
Intransitive
Voorbeelden
It 's time to get along; the bus is about to leave.
Het is tijd om te vertrekken; de bus staat op het punt te vertrekken.
Let 's finish our meal and then get along; we do n't want to be late for the event.
Laten we onze maaltijd afmaken en dan weggaan; we willen niet te laat komen voor het evenement.



























