Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Chemist
01
chemicus, wetenschapper in de chemie
a scientist who studies chemistry
Voorbeelden
As a chemist, he always wore safety goggles.
Als chemicus droeg hij altijd een veiligheidsbril.
My brother works as a chemist in a big company.
Mijn broer werkt als chemicus in een groot bedrijf.
02
apotheker, chemicus
someone whose job is to prepare and sell drugs in a pharmacy
Dialect
British
British
Voorbeelden
She asked the chemist for advice on cold medicine.
Ze vroeg de apotheker om advies over een medicijn tegen verkoudheid.
The chemist filled her prescription within minutes.
De apotheker vulde haar recept binnen enkele minuten in.
Lexicale Boom
chemistry
chemist
chem
