Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
Zipper
01
rits, zip
an object with two plastic toothed strips used for fastening the open edges of a piece of clothing, bag, etc.
Dialect
American
Voorbeelden
She struggled to pull up the zipper on her new dress, realizing it was slightly too tight.
Ze worstelde om de rits van haar nieuwe jurk omhoog te trekken, beseffend dat hij iets te strak zat.
The backpack 's zipper broke, spilling its contents all over the floor.
De rits van de rugzak brak, waardoor de inhoud over de vloer verspreid werd.
02
rits, bliksemgolf
(surfing) a wave that rises and breaks rapidly, often in a fast-moving, linear fashion, resembling the motion of a zipper
Voorbeelden
I caught a zipper this morning; it broke so fast I barely had time to react.
Ik heb vanmorgen een rits gevangen; hij brak zo snel dat ik nauwelijks tijd had om te reageren.
The wave was a perfect zipper — short but sweet, and I got in a few quick turns.
De golf was een perfecte rits — kort maar lief, en ik heb een paar snelle bochten gemaakt.
to zipper
01
to fasten or close something using a zipper
Voorbeelden
She zippered her jacket before going outside.
He zippered the backpack shut.



























