Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to spend
01
uitgeven, besteden
to use money as a payment for services, goods, etc.
Voorbeelden
She spent a lot on gifts for her family during the holiday season.
Ze heeft veel uitgegeven aan cadeaus voor haar familie tijdens de feestdagen.
I need to be careful not to spend too much on unnecessary items.
Ik moet oppassen dat ik niet te veel uitgeef aan onnodige items.
02
doorbrengen, besteden
to pass time in a particular manner or in a certain place
Ditransitive: to spend time doing sth
Transitive: to spend time
Voorbeelden
He spends his free time practicing the guitar.
Hij besteedt zijn vrije tijd aan het oefenen op de gitaar.
They spent the afternoon hiking in the mountains.
Ze hebben de middag doorgebracht met wandelen in de bergen.
03
uitgeven, uitputten
to use energy, effort, etc., particularly until no more remains
Transitive: to spend energy or resources
Voorbeelden
The storm spent its fury before reaching the coastal areas.
De storm gebruikte zijn woede voordat hij de kustgebieden bereikte.
She spends a lot of effort maintaining a healthy lifestyle.
Ze besteedt veel moeite aan het handhaven van een gezonde levensstijl.
Lexicale Boom
misspend
overspend
spendable
spend



























