Zoeken
Selecteer de woordenboektaal
to be sick
01
to throw up the contents of the stomach, often due to illness or nausea
Voorbeelden
He did n't want to be sick at school, so he stayed home instead.
Hij wilde niet ziek zijn op school, dus bleef hij in plaats daarvan thuis.
After eating too much, he felt like he might be sick.
Nadat hij te veel had gegeten, had hij het gevoel dat hij ziek zou kunnen worden.



























